Op 25 september jl. was er op de NPO een discussie met
als thema dat bijles voor iedereen toegankelijk moest worden. Dit komt voort
uit een van de programmapunten van GroenLinks. Ze willen dat alle kinderen op
het voortgezet onderwijs de mogelijkheid moeten krijgen om bijles te volgen,
ongeacht het inkomen van de ouders. Dit betekent dat bijles betaalbaar,
schaalbaar en van goede kwaliteit moet worden. De meningen zijn dat dit niet
haalbaar is, te duur, liever kleinere klassen, betere leraren, maar is het niet haalbaar? Waarom of, als beide kunnen.
De discussie had als hoofdthema de tweedeling in
de maatschappij die voortkwam uit het feit dat kinderen met minder kansen
onderpresteerden en dat bijles net het steuntje in de rug zou kunnen betekenen om
op het niveau van kunnen te presteren. Hierbij stond de rol van de ouders ter
discussie.
Het ging hierbij vooral om VMBO leerlingen die,
zo betoog Engbers, geen bijles wilden, omdat ze andere dingen aan hun hoofd zouden
hebben. Daar komt bij dat ouders vaak onvoldoende bij machte zijn om grip uit
te oefenen op de schoolontwikkeling van hun kind en ze naar bijles te sturen.
Consensus was er over het feit dat dit vooral bij gezinnen met een laag
opleidingsniveau speelde.
Dit kwam vooral vanuit Paul Rosenmoller, die in
het interview vertelde dat het ontoelaatbaar is dat kinderen met laagopgeleide
ouders vmbo advies krijgen en kinderen met hoogopgeleide ouders havo/vwo advies
krijgen. De gedachte hierachter is dat wanneer je laagopgeleide ouders hebt dat
de kans op taalproblemen groter wordt. Factoren die hieraan bijdragen zijn:
Meer stress in het gezin, lager gesproken vocabulaire in het gezin, minder
ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind, enz. Wanneer het kind slecht scoort
op taal als gevolg van zijn situatie, maar een goed IQ heeft, dan betekent het
dat het kind ook slecht zal scoren op de CITO, die sterk talig is. Het gevolg is
een vmbo advies, terwijl het IQ zegt dat je de potentie hebt van bijvoorbeeld
havo. Dit versterkt onderpresteren en tweedeling. Taal bijles zou de
oplossing kunnen zijn.
Engbers en Maltha vonden dat het daarom de
school moest zijn die de leerlingen, al dan niet onder dwang, aan de bijles
moest verbinden en niet de ouders.
Joli Luijckx zag dit juist anders. Zij is
een groot voorstander van de rol van de ouders en hun betrokkenheid bij de
school. Wanneer je hun meekrijgt dan zou dat de schoolprestaties kunnen
bevorderen en zou je deze leerlingen ook naar de bijles krijgen. Het goed en
tijdig informeren van ouders en kijken welke rol ze zouden kunnen spelen in de
schoolontwikkeling van hun kind zou een belangrijke winst kunnen betekenen voor
de prestaties van het kind.
Als ik aan tafel had gezeten dan was ik het eens
met het standpunt dat er zeer zeker een grote groep kinderen in Nederland is,
en dan vooral uit gezinnen met laagopgeleide ouders, die onderpresteren en dat
juist het bieden van bijles aan deze kinderen, de tweedeling in de maatschappij
zou kunnen verkleinen. Wat mij opviel in het onderwijs en dan spreek ik over
mijn eigen ervaringen in het basisonderwijs, is dat ouders heel graag hun kind
willen helpen, maar niet weten wat en hoe ze dit moeten doen. Er is veel onzekerheid
en angst op dit gebied: “Wat moeten we doen om ons kind te helpen en hoe moeten
we dat dan doen?” “Zijn onze eigen tekortkomingen geen beperking om ons kind te
helpen?”
Willen we de rol van de ouders serieus nemen en hun
actief stimuleren, dan moeten we beginnen met het weghalen van deze onzekerheid
en schroom en ze gerichte sturing geven op dit toch al ondoorgrondelijke speelveld.
De premisse blijft dat elke ouder het beste wil voor zijn kind.
Wat mij altijd zo verbaasde is wanneer een ouder
het eindelijk durfde om de intern begeleider aan te spreken en te vragen naar
de voortgang van hun kind, dat ze dan overweldigd werden met grafieken en een
batterij aan getallen, wat uiteindelijk moest aantonen dat hun kind presteerde
op het niveau dat de school verwachtte. Onthutst en overdonderd verlieten de
ouders het gesprek met een gevoel dat er iets niet klopte, en dat ze maar
vertrouwen moesten hebben in de school, die het beste met het kind voorheeft.
Maar wat de ouders in de meeste gevallen niet beseften is dat hun kind op een
vmbo kader advies afstevende, wat hun pas eind groep 7 als een donderslag bij
heldere hemel zou overvallen.
Ik sluit me aan bij Luijckx en betoog dat wanneer
je ouders actief betrekt bij de schoolontwikkeling van hun kind, dat je
daardoor onderpresteren tegengaat. Want wil je ouders betrekken, dan moeten ze
een noodzaak voelen en die ontstaat wanneer ze actief betrokken raken.
Hiermee bedoel ik dat de ouders zelfstandig moeten leren inzien hoe hun kind
ervoor staat. Wanneer ze begrijpen wat er gebeurt, wanneer ze zelf begrijpen
hoe hun kind ervoor staat, dan is de weg geplaveid voor vervolgstappen of
bijles, er is opeens noodzaak. En wanneer je de bal bij hun legt, als je ze
voorstelt om zelf een actieve rol te spelen in de achterstand dan hoeven ze
niet meer het internet af te struinen naar externe bijles, die voor sommige ouders veel te duur is. Want wat de ouders voorgesteld wordt is om zelf
bijlesleraar te worden, mits ze de daar de tijd voor hebben of het kunnen. En
als ze dat niet kunnen, waarom dan niet een naast familielid die het kind wil
helpen of zelfs een vrijwilliger.
Wat ik voorstel is dat remedial coaching voor de
ouders gestart wordt. Dit betekent dat de ouders volgens de principes van
remedial coaching getraind worden om bijles te geven aan hun kind. Ik noem het geen bijles, maar remedial teaching, omdat ze deel uitmaken van het remedial teaching proces. In een
eerder artikel heb ik het al gehad over wat remedial coaching is en hoe het in
zijn werk gaat. De basisgedachte is dat iedere moet doen waar hij goed in is. De professional coacht het proces, terwijl de ouder of vrijwilliger het uitvoerende werk doet, ofwel de begeleiding. Centraal tijdens de begeleiding staat het leerproces en het automatiseren van goede
oplosstrategieën. Door de ouders op een specifieke wijze te trainen is het mogelijk om ze in het remedial teachingproces te betrekken en een model te creëren dat zowel tijd/kosten efficiënt als effectief is. De professional of de remedial teacher krijgt een coachende rol. Vanuit
mijn eigen praktijk en opgebouwde werkwijze met remedial coaching ontdekte ik
dat ouders tot zelfs middelbare scholieren hele goede bijlesleraren konden
worden.
Waar ik mee wil afsluiten is dat ik het eens ben met
Jesse Klaver dat bijles voor iedereen toegankelijk moet worden en natuurlijk zijn kinderen, vooral zwakke leerlingen, gebaat bij kleinere klassen, alleen zou ik
de pijlen van gratis bijles niet te veel richten op het middelbaar onderwijs, maar ook de
basisschool hierin betrekken waar de problemen grotendeels ontstaan. Ook het standpunt van Joli Luickx sta ik helemaal achter, want juist in de ouderbetrokkenheid ligt de sleutel.
Naar mijn mening is dat goede bijles heel nuttig kan zijn en het kan zwakke leerlingen net dat duwtje in de rug geven dat ze nodig hebben om een goed cijfer te halen. Maar wanneer we het hebben over basisschool leerlingen dan weet ik niet of zwakke leerlingen geholpen zijn met bijles. Vanuit een psycholinguïstisch perspectief zouden de taalzwakke leerlingen (maar ook de rekenzwakke leerlingen) meer gebaat zijn met remedial teaching. Net als bij bijles is remedial teaching een kostbaar gegeven, maar dit proces van betaalbaarheid is, net als wat Kasper Maltha aantoonde in het gesprek, mogelijk. Ook remedial teaching lessen kunnen voor ierdeeen toegankelijk en betaalbaar worden en dit kan naar mijn mening gedaan worden met een remedial coaching model. En wanneer ouders een actieve bijdrage willen leveren in het begeleidingsproces van bijvoorbeeld hun eigen kind, dan is opeens veel mogelijk en kunnen remedial teaching lessen of bijlessen aangeboden worden voor een prijs, die een stuk lager ligt dan van bijlesinstituut Studo. Dus ik zeg, de tijd is rijp voor remedial coaching!
Naar mijn mening is dat goede bijles heel nuttig kan zijn en het kan zwakke leerlingen net dat duwtje in de rug geven dat ze nodig hebben om een goed cijfer te halen. Maar wanneer we het hebben over basisschool leerlingen dan weet ik niet of zwakke leerlingen geholpen zijn met bijles. Vanuit een psycholinguïstisch perspectief zouden de taalzwakke leerlingen (maar ook de rekenzwakke leerlingen) meer gebaat zijn met remedial teaching. Net als bij bijles is remedial teaching een kostbaar gegeven, maar dit proces van betaalbaarheid is, net als wat Kasper Maltha aantoonde in het gesprek, mogelijk. Ook remedial teaching lessen kunnen voor ierdeeen toegankelijk en betaalbaar worden en dit kan naar mijn mening gedaan worden met een remedial coaching model. En wanneer ouders een actieve bijdrage willen leveren in het begeleidingsproces van bijvoorbeeld hun eigen kind, dan is opeens veel mogelijk en kunnen remedial teaching lessen of bijlessen aangeboden worden voor een prijs, die een stuk lager ligt dan van bijlesinstituut Studo. Dus ik zeg, de tijd is rijp voor remedial coaching!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten