maandag 31 oktober 2016

"Wil je mijn kind bijles geven?"

Eens per week ga ik naar Rotterdam Delfshaven, omdat ik daar een paar kinderen remedial teaching aan huis geef. Ik doe het niet voor het geld, ik doe het omdat ik dan ook de 1-op-1 begeleiding kan geven aan het kind en zo mijn vaardigheden kan verbeteren. Door de begeleiding die ik zelf geef ontdek ik telkens nieuwe technieken die ik dan weer verder onderzoek om uiteindelijk in mijn trainingen aan de ouders te verwerken. Om 6 uur was ik klaar en fietste ik voldaan richting het station. Ik was nog niet koud de straat uit of ik hoorde vaag het geroep van een vrouw: "Meneer, meneer, mag ik u iets vragen." Ik zag in de auto een allochtone vrouw zitten met het raampje omlaag. In de auto zaten denk ik 5 kinderen. Toen ik naast haar autoraampje stond vroeg ze mij of ik bijles gaf. Compleet verbaasd vroeg ik haar hoe ze daar bij kwam. Had ze me misschien vaker zien fietsen op zaterdag in de wijk? Stond het misschien op mijn voorhoofd geschreven? Na een korte stilte vroeg ik haar hoe ze wist dat ik bijles gaf. Haar antwoord was: "Nee meneer, ik ken u niet, maar het is zo, ik zie geen blanke mannen door de straat fietsen dus ik dacht u moet wel bijles geven, kunt u mijn zoontje bijles geven, en zo ja, heeft u een kaartje?" Beduusd vertelde ik haar dat mijn kaartjes op waren en nadat ik haar mijn telefoonnummer gegeven had, reed ze verder.

Een antwoord op het artikel of we huiswerkbegeleiding voor iedereen moeten afschafffen


Op 28 oktober wordt op Komenskypost.nl (http://komenskypost.nl/?p=1408)
het artikel geschreven met de vraag of huiswerkbegeleiding voor elk kind afgeschaft moet worden of dat huiswerk in zijn geheel afgeschaft moet worden. Dit naar aanleiding van het voorstel van GroenLinks om huiswerkbegeleiding voor iedereen toegankelijk te maken.

Gerard Wegman, de auteur van het artikel, stelt dat het voorstel van GroenLinks onzin is en dat ze zich beter kunnen richten op goed onderwijs voor elk kind door onderwijsgevenden beter hun werk te laten doen. Het begint allemaal met goed onderwijs en dat zijn kleinere klassen en meer investering in differentiatievaardigheden van de leraren, volgens Wegman. De stelling wordt ondersteund met overtuigende bewijslasten van Bernard Gretsch en Brandy Young, waarbij Gretsch een causale relatie stelt tussen de huiswerkondersteunende vaardigheden van de ouders en het inhalen van de achterstand met de best presterende leerlingen van de school.
Maar is het voorstel van GroenLinks onzin?
Waar ik naartoe wil gaan is bekijken waarom we huiswerk hebben om dan te betogen dat de visie van GroenLinks niet verkeerd is. Ik wil betogen dat wanneer je bijles (huiswerkbegeleiding) voor iedereen toegankelijk maakt, dat je dan goed onderwijs stimuleert en tegelijk de leraren hun hoofdtaak zo optimaal mogelijk laat uitvoeren.

Waarom hebben we huiswerk? Is het om de kloof tussen VMBO en HAVO/VWO te vergroten? Ik geloof van niet. Goed onderwijs begint, naar mijn mening, met elk kind laten presteren op zijn niveau van kunnen: niet overpresteren, maar ook niet onderpresteren, omdat beide tot stress en frustratie leiden. Dit vraagt van  het onderwijs de voorwaarde dat elk kind op zijn of haar eigen tempo leert. Het leren begint in de klas met de leraar die de kinderen instructie geeft uit een lesmethode. Na de instructie van de leraar kunnen de kinderen de vaardigheid inoefenen in hun werkboek. De methode gaat ervan uit dat de instructie van de leraar en de oefeningen uit het werkboek volkdoende moeten zijn om de vaardigheid te beheersen. Dit veronderstelt dat de instructie voor elk kind optimaal is en dat het werkboek voldoende oefening biedt om de vaardigheid te internaliseren. Maar wat rest de kinderen die zogezegd “langzamer” leren: die moeite hebben met verbanden leggen, omdat ze gebrekkige of slecht geordende voorkennis hebben, een verkeerd aangeleerd denkproces hebben, of omdat ze gewoon meer repetitie nodig hebben? Zouden deze kinderen niet gebaat zijn met extra oefening, zodat ze in eigen tempo kunnen werken aan hun problemen en als gevolg daarvan niet de aansluiting met de gemiddelde groep verliezen? We spreken dan niet van huiswerk, maar van schoolwerk: werk dat in een later stadium al dan niet onder begeleiding extra geoefend wordt of waar verkeerd aangeleerde denkprocessen geremedieerd worden. Dit wordt ook wel convergente differentiatie genoemd
Voor de leerkracht vraagt dit veel vaardigheden. Het betekent dat er een proces ingang gezet moet worden om vaardigheden bij zwakke leerlingen in te oefenen. Of zelfs nog een stap verder, verkeerd aangeleerde denkstappen rechtzetten. Dit vraagt veel tijd en goed klassenmanagement en de vraag is of hier wel voldoende ruimte voor is in de klas.
Nu stelt het artikel aan het einde dat de rol van de ouders bij het huiswerk geminimaliseerd moet worden, omdat ze frustratie en verkeerd denken in de hand kunnen spelen. Maar ik denk dat juist hier de sleutel ligt. Wanneer je ouders instrueert in het leerproces van hun kind, dan kunnen zij het langzame proces van inoefenen van de (deel)vaardigheden op zich nemen. Zij worden degene die de bijles of huiswerkbegeleiding gaan geven. Het gevolg is dat de leraar in de klas alleen de voortgang van de leerlingen hoeft te bewaken en waar nodig bijstuurt. Dit betekent dat de leraar gemakkelijker kan differentiëren in de klas en meer kinderen tegelijk kan helpen.
Het proces valt en staat met de training van en samenwerking met de ouders. Natuurlijk roept dit veel vragen op, zoals: kunnen ouders wel leraar zijn of kost het instrueren van ouders niet veel tijd en dus geld? Maar er zijn in onderwijsland ontwikkelingen aan de gang die ouders op deze wijze kunnen trainen en actief partner kunnen maken in het leerproces van het kind. Hierbij wordt de ouder de bijlesleraar. Er ontstaat een stimulerende driehoek van leraar-ouder-kind. Het menselijk kapitaal binnen de school wordt als gevolg hiervan geoptimaliseerd: er ontstaat goed onderwijs voor elk kind.
Waar ik mee wil afsluiten is dat, naar mijn mening, het voorstel van GroenLinks helemaal zo gek nog niet is.

vrijdag 28 oktober 2016

Waarom ik dit belangrijk vind.

Mijn naam is Peter-Paul le Conge Kleyn en ik ben de oprichter van FAST Bijles. In 2009 ben ik als vrijwilliger begonnen met het ondersteunen van twee buurthuizen in Rotterdam west. Ik woonde toen in Rotterdam en studeerde onderwijskunde in Leiden met als specialisatie taalontwikkeling. Wat mij algauw opviel was dat er kinderen rondliepen met zeer ernstige taal- en rekenachterstanden. Omdat de buurthuizen gratis ondersteuning boden aan de kinderen uit de wijk, werden ze goed bezocht. De toenmalige docent in het buurthuis hielp de kinderen zo goed hij kon, maar hij had geen kennis en vaardigheden om met deze ernstige achterstanden om te gaan. Toen ik een paar ouders wees op de ernstige problemen van hun kind, konden ze niet veel zeggen. Dit kwam ten eerste omdat ze slecht Nederlands spraken en ten tweede omdat ze niet goed wisten wat ze moesten doen. Vanuit school kregen de ouders extra huiswerkbladen mee naar huis om te oefenen met hun kind. Maar, zo vertelden de ouders mij, ze wisten niet goed hoe ze met dit huiswerk aan de slag moesten gaan en daar kwam bij dat ze zich schaamden voor hun eigen matige beheersing van de Nederlandse taal. Ze gingen ervan uit dat hun kind zelf de Nederlandse taal beter beheerste. De ouders wisten wel dat de kinderen extra ondersteuning kregen op school van een computerprogramma.
De kinderen die ik hielp, hadden bijna allemaal een VMBO Kader advies. De grootste uitvallers waren te zien op de taalonderdelen: spelling, technisch lezen en begrijpend lezen. Wat me frappeerde was dat de kinderen wel goed presteerden met rekenen. Ik kon dit ontlenen aan de CITO uitdraai die de ouders mij gaven, maar waar ze zelf niets van begrepen. Toen ik de kinderen ontmoette zaten ze in groep 7 en was de entreetoets net geweest.
Wat ik hieruit kon opmaken was ten eerste dat bij het uitblijven van gerichte remediërende ondersteuning, het liefst van een remedial teacher, deze kinderen gegarandeerd naar het VMBO Kader zouden gaan. Het oordeel was al gevallen en voor de ouders kwam dit redelijk als een verrassing. Ten tweede dat deze kinderen aan het onderpresteren waren. Op alle vakken hadden ze ten minste een VMBO-TL advies, maar voor de taalonderdelen een VMBO Basis / Kader advies. Dus zo redeneerde ik, als je deze kinderen remediërende ondersteuning zou bieden, bij voorkeur van een persoon die ervoor opgeleid is om dit te doen, dan zou er een kans bestaan dat deze kinderen hun advies konden aanpassen naar het niveau van hun kunnen. Deze hulp zou, zo dacht ik, moeten komen van een remedial teacher instituut, want dit is de plek waar kennis en ervaring bij elkaar komt en waar mensen werken die weten hoe ze zulke kinderen gerichte ondersteuning moeten bieden. Dus mijn vraag was, waar was de remedial teacher voor deze kinderen?

De basisschool van deze kinderen had de remedial teaching weg bezuinigd en de ouders hadden geen geld om €40 per uur te betalen voor een externe remedial teacher. Dus wat konden de ouders doen? Gratis hulp bij het buurthuis, zo leek de enige weg. Dit speelde zich ruim vijf jaar geleden af en voor zover ik nu weet zijn de meeste buurthuizen gesloten.
Voor mij persoonlijk was dit wrang. Als je rijk bent, dan kun je goede begeleiding inkopen voor je kind. Mijn zusje kreeg ook remedial teaching, omdat ze dyslectisch was. Mijn ouders moesten het toen zelf betalen, maar ze zagen het belang ervan in en bovenal, ze konden het betalen. Het heeft haar de vaardigheden gegeven om met haar beperkingen om te leren gaan en het zorgde ervoor dat de taal geen barrière meer hoefde te zijn. Ze hoefde zich in elk geval niet meer te schamen in de klas.
Voor de ouders in Rotterdam West was er geen oplossing. Ze moesten hun vertrouwen leggen in de handen van de leerkracht, die naar mijn weten zijn best deed, maar door de volle klas en de grote hoeveelheid zorgleerlingen, zijn handen meer dan vol had. Ook bood een computer programma niet de instructie en begeleiding die deze kinderen nodig hadden om hun achterstanden in te halen.
Waar ik van droomde was een maatschappij waar remedial teaching instituten hun deuren zouden opengooien voor iedereen. Het zou niet uit hoeven maken of je arm of rijk bent. Elk kind met ernstige taal- of rekenproblemen zou de kans geboden worden om aan zijn of haar problemen te werken en zou daarvoor kunnen aankloppen bij een remedial teaching instituut waar de kwaliteit van begeleiding goed was. Dus waarom gebeurde dat dan nog niet? Waarom zou ik niet een remedial teaching instituut openen die er voor iedereen zou zijn.
Ik ben mij toen gaan verdiepen in wat er bij remedial teaching gebeurt. Ten eerste heeft een remedial teacher een remedial teaching methode nodig. Die ben ik toen als eerste gaan ontwikkelen. Mijn eerste concept versie van de methode testte ik toen bij 2 kinderen van het buurthuis. We werkten aan de taalonderdelen spelling, technisch lezen en begrijpend lezen. En wat bleek, na ruim een half jaar wekelijkse intensieve ondersteuning kregen de 2 kinderen zogezegd een upgrade advies van VMBO kader naar VMBO TL advies. Ze presteerden op hun niveau van kunnen en niet eronder. Daarnaast konden ze op de middelbare school naar een mavo/havo klas (schakelklas).
Met de methode was ik op de goede weg, maar dit was nog niet voldoende. Ik gaf de begeleiding en ik kost €40 per uur, maar de ouders betaalden mij €4 per les. Dat betekende dat er nog een gat geslecht noest worden. De gedachte rees toen om de 1-op-1 begeleiding, die de remedial teaching zo duur maakt, door vrijwilligers te laten doen. Ik vroeg mij namelijk af in hoeverre een remedial teacher noodzakelijk was voor het automatiseren van de deelvaardigheden bij de kinderen. Iets dat veel tijd kost en dus veel geld. Ik begon te onderzoeken in hoeverre mijn ontwikkelde methode en remedial teaching kennis en vaardigheden trainbaar waren aan vrijwilligers.
Ik ontwikkelde als gevolg hiervan een trainingsprogramma voor mijn methode. In samenwerking met het Oranje fonds en Sint Laurensfonds startte ik toen twee projecten in de wijk. Bij het eerste project trainde ik middelbare scholieren van het gymnasium met de FAST Methode (dat was de naam die ik mijn methode toen gaf). Zij gaven 1-op-1 begeleiding aan een basisschoolkind met ernstige spellingproblemen in het centrum van Rotterdam. In een ander project trainde ik studenten van het HBO en universiteit met de FAST Methode, zodat zij 1-op-1 begeleiding konden geven aan een kind met ernstige spelling- en begrijpend leesproblemen. Dit project speelde zich af in Den Haag Transvaal.
Wat er nu gebeurde was interessant. Ik had opeens tien tot 12 vrijwilligers in een ruimte zitten die allemaal een kind 1-op-1 begeleiding gaven met mijn methode. Ze begeleidden hun eigen leerling zoals ik ook een kind zou begeleiden en ik coachte het proces. Waar ik eerst zelf een kind begeleidde, daar had ik nu in een uur tien handen voor mij werken. Beide projecten heb ik laten voor- en nameten door een student van de universiteit. De leerresultaten waren zeer goed.
Dit was voor mij het teken dat ik op de goede weg was en dat ik op een alternatieve wijze remedial teaching kon bieden die efficiënter en goedkoper bleek. Alle kinderen kregen een diagnostisch onderzoek (dat ik afnam), alle kinderen kregen vervolgens intensieve 1-op-1 remediërende begeleiding met behulp van een remedial teaching methode. Een professional superviseerde de begeleiding van de vrijwilligers. Ouders werden betrokken en geïnstrueerd om thuis met hun kind te oefenen. Ook werd er overlegd met de leerkrachten.Na 15 lessen werd het project afgerond en werden de kinderen nagemeten om de voortgang inzichtelijk te maken. Het werd feestelijk afgesloten met een eindpresentatie waarin elk kind een rapport kreeg waarin zijn leervorderingen stonden. 
De twee projecten waren in 2010 en van 2010 tot en met 2014 kregen ruim 400 kinderen, waarvan ouders niet de middelen hadden om remedial teaching te betalen voor hun kind, begeleiding met de FAST Methode.